Voor het bewegen van ons lichaam is een samenspel nodig van verschillende organen. Al deze organen bij elkaar noemen we het bewegingsstelsel. Bewegingen worden mogelijk gemaakt door het skelet, de gewrichten, de spieren en het zenuwstelsel.
Het skelet
Het skelet is samengesteld uit been en kraakbeen. Been bevat veel kalkzouten, waaraan het been zijn hardheid ontleent, en collagene vezels die zorgen voor enige buigzaamheid. Alleen op buigzame plaatsen (denk aan neus, oren en gewrichten) treffen we kraakbeen aan.
Beenderen waaruit het skelet is opgebouwd worden naar hun vorm onderverdeeld in:
- pijpbeenderen; dit zijn holle, lange beenderen die vooral in de armen en benen voorkomen
- platte beenderen; deze beenderen zijn plat en kunnen gebogen of recht zijn (denk aan ribben, schedel en schouderbladen)
- korte beenderen; beenderen met een onregelmatige vorm zoals knieschijven en wervels
Het skelet van de mens bestaat uit de volgende delen:
- beenderen van het hoofd; deze worden op hun beurt weer onderverdeeld in beenderen van de hersenschedel en van de aangezichtsschedel
- beenderen van de romp; deze bestaan uit beenderen van de wervelkolom, ribben en borstbeen
- beenderen van de gordels en ledematen; deze worden onderverdeeld in de schoudergordel en armen en de bekkengordel en benen
Beenverbindingen
De beenderen van het skelet zijn op verschillende manieren met elkaar verbonden door middel van:
- naadverbindingen; dit is een verbinding waarbij twee of meer beenstukken onbeweeglijk met elkaar verbonden zijn. Daar waar de beenstukken bij elkaar komen treffen we een gekartelde naad aan. Dit soort verbindingen treffen we aan bij de schedel
- vergroeiingen; hier zijn een aantal beenstukken onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen ze één geheel. Voorbeelden hiervan zijn het heiligbeen en het staartbeen
- kraakbeenverbindingen; ook wel synchondrosis genoemd is een verbinding waarbij verschillende beenstukken door middel van kraakbeen (chondro) met elkaar verbonden zijn. Doordat kraakbeen veerkrachtig is, maken deze verbindingen enige beweging mogelijk ten opzichte van elkaar. Voorbeelden zijn de tussenwervels in de wervelkolom en het kraakbeen dat de ribben met het borstbeen verbindt
Soorten gewrichten
In ons lichaam onderscheiden we de volgende gewrichten:
- kogelgewricht; bij dit gewricht is het uiteinde van het ene beenstuk kogelvormig en het uiteinde van het ander beenstuk komvormig. Het gewricht maakt op deze manier bewegingen in alle richtingen mogelijk, voorbeelden zijn de schouder- en heupgewrichten
- scharniergewricht; bij dit soort gewrichten is beweging slechts in één richting mogelijk (net zoals bij een scharnier). Voorbeelden zijn ellebooggewricht, kniegewricht en de gewrichten tussen de vinger- en teenkootjes
- rolgewricht; bij een rolgewricht draait het ene bot om het andere bot heen. In ons lichaam is er slecht één rolgewricht namelijk het gewricht in de onderarm waar het spaakbeen en de ellepijp om elkaar heen kunnen draaien
- zadelgewricht; dit is het gewricht dat de duim met de handwortelbeentjes vormt. Het laat een grote mate van beweeglijkheid van de duim toe
Skeletspieren
Skeletspieren zijn opgebouwd uit evenwijdig lopende spiervezels. Een spiervezel ontstaat door samensmelting van een groot aantal spiercellen, zodat elke spiervezel meerdere kernen bevat. Verschillende spiervezels vormen samen een spierbundel en verschillende spierbundels vormen samen een spier.
Zowel de spiervezels als spierbundels zijn omgeven door bindweefsel waarin bloedvaten en zenuwen lopen. De gehele spier is omgeven door een stevig vlies; de spierschede. Aan elk van de beide uiteinden van de spier gaat de spierschede over in een of meerdere pezen. De pezen bestaan uit taai bindweefsel en kunnen zich niet samentrekken.
Functies van de skeletspieren
De skeletspieren hebben verschillende functies in ons lichaam zoals:
- productie van warmte; in de spieren zit een stofje genaamd glycogeen dat omgezet kan worden in het stofje glucose. Bij de verbranding van glucose komt energie vrij. Deze energie wordt voor een deel gebruikt voor de werking van de spieren en een ander deel komt vrij in de vorm van warmte
- handhaving van lichaamshouding; de spieren in het lichaam zijn in meer of mindere mate samengetrokken. Naarmate de spier sterker is samengetrokken is de spanning op de spier groter, dit noemen we spiertonus of spierspanning. De handhaving van een bepaalde lichaamshouding wordt dankzij de aanhoudende spiertonus van de skeletspieren mogelijk gemaakt. Zonder spiertonus zou het lichaam in elkaar zakken
- mogelijk maken van bewegingen; bewegingen kunnen plaatsvinden door een harmonische samenwerking van verschillende spieren in het lichaam. Afhankelijk van de gemaakte beweging trekken bepaalde spieren samen, terwijl andere spieren juist ontspannen
Belangrijkste skeletspieren:
- spieren van de schedel; denk aan de kauwspieren en de monnikskapspier
- armspieren; biceps voor het buigen van de arm, triceps voor het strekken van de arm
- borstspieren; de grote borstspier verbindt de romp met het opperarmbeen. De kleine borstspier ligt gelegen achter de grote borstspier
- buikspieren; door contractie van de buikspieren kunnen we onder andere hoesten, niezen, spreken en persen. Daarnaast bieden de buikspieren bescherming voor de organen die zich in de buikholte bevinden
- rugspieren; hiertoe behoort onder andere de brede rugspier, de grootste spier in het menselijke lichaam. De grote bilspieren behoren ook tot de categorie van de rugspieren namelijk de onderrugspieren
- bekkenbodemspieren; deze spieren begrenzen de buikholte aan de onderzijde
- heupspieren; bestaande uit de lendenspier en darmbeenspier
- adductoren van het bovenbeen; dit zijn een groep spieren die zorgen dat het bovenbeen naar binnen trekt
- hamstrings; verzamelnaam voor drie spieren aan de achterzijde van het bovenbeen
- bovenbeenspieren; de kleermakersspier, vierhoofdige strekspier en de buigspieronderbeenspieren; waar onder andere de kuitspier en de scholspier
Aanbevolen Literatuur Bewegingsstelsel